FILMPJES – zo creëer je draagvlak

Filmpje: Week van passend onderwijs

 

 

 

 

 

 

Draagvlak krijgen voor een verandering, dat is bij uitstek een doel waarvoor je verhalende communicatie inzet. (Of, op z’n Engels: storytelling.) En kies je dan voor geschreven ervaringen, met een portretje ernaast (testimonials), voor een originele fotostrip of voor een filmpje?

Natuurlijk zijn er andere varianten denkbaar: een krant, een boekje over een personage dat erg veel wegheeft van mensen uit de doelgroep, zelfs iets met acteurs behoort tot de mogelijkheden. Maar we beperken ons hier even tot deze drie.

Eerder in deze korte reeks las je al over:

  • TESTIMONIALS – HANDIG BIJ ONZEKERHEID/ONTEVREDENHEID
    De geschreven testimonial is heel geschikt om meerdere standpunten te belichten.
    Lezers gaan niet alleen vanuit zichzelf maar ook vanuit anderen denken.
  • FOTOSTRIPS – HANDIG OM JE DOELGROEP IETS (AAN) TE LEREN
    Fotostrips kunnen mensen zelfs tot gedragsverandering aanzetten. En ze zijn leuk.

Dan is het nu tijd voor:

FILMPJES – HANDIG OM DRAAGVLAK TE CREËREN

Vanwege de hogere kosten dan testimonials en fotostrips, is een filmpje vooral geschikt als je veel mensen wilt bereiken en een aardig budget hebt. Anders zijn testimonials een goed alternatief.

Een filmpje visualiseert je boodschap; veel mensen vinden de boodschap dan gemakkelijker te onthouden. Met een filmpje maak je een abstracte boodschap concreet. Begrijpen mensen dan dus ineens wél al die cijfers en trends als ze ze op groot scherm zien? Je snapt al dat het zo niet werkt.

Wat je laat visualiseren (ik ga er even vanuit dat je het filmpje niet zelf maakt), zijn de gevolgen voor de kijker in het dagelijks leven. Laat alle tabellen etc. weg. Hooguit geef je één hoofdgetal: om hoeveel mensen gaat het? Als mensen van iets ‘engs’ (want abstracts) de gevolgen voor zichzelf en de organisatie duidelijk in beeld gebracht ziet, als het proces tot de persoonlijke schaal wordt teruggebracht, kunnen ze het beter accepteren.

Maters & Hermsen Journalistiek maakte een heel geschikt voorbeeld: een reeks filmpjes in de vorm van een journaal over de Week van Passend Onderwijs. Ouders en leerkrachten zien daarin wat zoiets abstracts als een wetswijziging in het onderwijs concreet voor hen betekent. En beide groepen doen ideeën op. Interviewtjes met kinderen en andere ouders en leerkrachten; kijkjes in de keuken van beleidsmakers tot scholen van alle soorten en maten; heel concreet allemaal.

Geen tijd om alles te bekijken? Vergelijk dan alleen even de homepage van de website met de intro van een filmpje. Ziedaar het verschil tussen abstract en concreet. Dat is het verschil tussen ‘wat hebben ze nou weer besloten’ en ‘misschien toch zo gek nog niet’.

VORM: ANIMATIE OF ANDERS?

Heb je eenmaal besloten dat een filmpje bij jouw boodschap en doelgroep past, hoe dan verder? ‘We willen zus en zo, en we dachten aan een filmpje.’ De opdracht is gemakkelijk gegeven. Maar geef je die aan iemand die animatiefilmpjes maakt, aan een speelfilmregisseur of filmacademiestudent die bedrijfs- en andere filmpjes ‘erbij doet’, of juist aan een journalist die betrokkenen kan interviewen?

Tekenfilms, stop-motion met cut-outs of kleipoppetjes – het zijn allemaal vormen van animatiefilm.

Johanna Kroon maakt tekenfilms voor verandertrajecten, zoals deze voor Avans Hogeschool. Ineens luister je met plezier naar de samenvatting van een meerjarenbeleidsplan. Kroons criteria om te bepalen of een tekenfilmpje geschikt is, verschillen nauwelijks van de criteria voor filmpjes in het algemeen, zoals hierboven beschreven.

Humor is een belangrijk verschil; ook geschikt voor veel andere filmpjes, maar bij animatie (nog) voor de hand liggender.

Een tweede verschil is de mate van identificatie van de kijker met het gefilmde. Animatiefilms zijn afstandelijker dan geacteerde filmpjes, en die zijn weer afstandelijker dan journalistieke producties. Geacteerde filmpjes doen snel commerciëler aan en zijn geschikt voor voorlichting. En Maters & Hermsen zijn als makers goed gekozen voor de filmpjes over Passend Onderwijs, omdat zo’n gevoelig onderwerp zich genuanceerd in beeld laat brengen met de journalistieke aanpak.

KIEZEN KUN JE ZELF

Ik kan bijna elke blog post eindigen met dezelfde conclusie: beredeneer je keuze. Kies niet ‘je neefje’ omdat die zulke leuke filmpjes maakt, maar bedenk eerst óf een filmpje geschikt is en dan welke vorm. Daar zoek je een uitvoerende partij bij.

Hopelijk heb je hiermee het gevoel gekregen dat je zelf de juiste afweging kunt maken.
Toch nog advies nodig? Neem gerust contact op!

 

Posted in beeld, storytelling | Tagged , , , | Leave a comment

FOTOSTRIPS – effectieve verhalende communicatie

Fotostrip voor Burgernet - verhalende communicatie

Fotostrip voor Burgernet – verhalende communicatie

Een goed verhaal helpt. Tekstblad meldde al eerder dat gezondheidscommunicatie via fotostrips aantoonbaar efficiënt is:

“Boodschappen als ‘roken is slecht voor je’ roepen doorgaans weerstand op bij de ontvanger. Maar als je die boodschap inbedt in een goed verhaal, zoals een meeslepende fotoroman, neemt de weerstand echt af. Dat zegt hoogleraar Communicatie- en Informatiewetenschappen Carel Jansen in het dubbeldikke decembernummer [2013] van Tekstblad.”

Dat weten ze bij zorgkenniscentrum Vilans uit ervaring. Zorgcommunicatie-expert Henry Mostert van Zorg voor Beter en Ype Driessen van Fotostrips.nl ontwikkelden samen fotostrips die de medewerkers van Vilans moesten helpen hun communicatie onderling en met patiënten/cliënten te verbeteren.


WANNEER GEBRUIK JE VERHALENDE COMMUNICATIE?

In mijn vorige blog post behandelde ik de testimonial – een manier van verhalende communicatie (storytelling) die je goed kunt inzetten voor processen, bijvoorbeeld verandertrajecten. Een duidelijke vóór-tijdens-na-situatie laat zich hiermee mooi invoelbaar maken, zeker als je mensen met verschillende achtergronden of op verschillende niveaus wilt bereiken.

De fotostrip is een tweede variant van verhalende communicatie. Ideaal om de aandacht te trekken én vast te houden, dus juist ook als je een (voor de doelgroep) saai of vervelend proces onder de aandacht wilt brengen zoals stoppen met roken, meer bewegen, beter communiceren. Fotostrips zijn bij uitstek geschikt om mensen iets te leren.

Ook gedragsveranderingen vallen hieronder. Burgernet is daar een mooi voorbeeld van. Of inbraakpreventie: wat kunnen mensen zelf doen om het inbrekers moeilijker te maken? Dat maak je goed aanschouwelijk met een fotostrip.

Strips werken nog beter als er ook een grapje in zit. Of een heleboel grapjes. En een hilarische uitsmijter. Laat dat maar aan fotostrips.nl over. Mijn indruk: hoe minder de opdrachtgever zich met de inhoud bemoeit, hoe beter ze worden.

Posted in beeld, storytelling, tekstproducten | Tagged , , , | Leave a comment

DE TESTIMONIAL – hoe dring ik door tot mijn lezer?

‘Alles staat erin, maar het spreekt niet …’

Ken je dit probleem? Je wilt mensen informeren over een proces, bijvoorbeeld over een verandering die eraan komt of die juist net achter de rug is. Je bedenkt welke punten je moet noemen:

  • Een beschrijving van het proces zelf, natuurlijk. Hoe was het eerst, wat gaat er veranderen en wat is de situatie daarna?
  • Iets over de aanloop: waarom is hiertoe besloten? Begrip vergroot immers het draagvlak.
  • De voordelen en – voor de balans – de nadelen of nog te nemen hordes.
  • Iedereen die er een rol in speelde: initiators, financierders/subsidieverstrekkers, uitvoerende partijen.
  • En tot slot de verschillende manieren waarop de lezer meer informatie kan krijgen.

Dat is veel informatie.

Je stelt een brief op, om digitaal of op papier te versturen. Het wordt nogal een lap tekst, maar alles wat je erin wilde staat erin. Je stuurt hem aan iemand ter lezing met twee vragen: Staat zo alles erin? En kun jij hem iets leuker leesbaar maken? Die iemand schrapt een bijzin, voegt elders wat toe.

Is ‘ie nu klaar voor verzending? Nee.

Testimonial Ik pas - 30 dagen zonder alcohol in opdracht van Gezondheidscentrum Oog in Al

Testimonial Ik pas – 30 dagen zonder alcohol
in opdracht van Gezondheidscentrum Oog in Al

BRIEF VERSUS TESTIMONIAL

Stapje terug. Is een brief wel de geëigende manier om je lezer te informeren? Er lijkt vaak weinig mis te kunnen gaan met een brief, hooguit is ‘ie wat lang. Maar in praktijk wordt een brief zelden gelezen, of alleen ten dele. Met een brief of e-mail bereik je een lezer, met een getuigenverslag dring je door tot je lezer.

Lees hier voorbeelden van testimonials die ik onlangs voor een gezondheidscentrum schreef.

De vraag ‘Wat is belangrijk?’ is te algemeen. Denk eens: Wat vind ik belangrijk? Wat vindt een direct betrokkene belangrijk? Wie is mijn lezer en wat vindt díe belangrijk? Als het goed is, kom je op verschillende antwoorden. Bij een proces telt voor veel betrokkenen vooral de ervaring. Die komt het best tot uiting in een verhaal.

Een goede vorm om dat verhaal over te brengen is de testimonial: een interviewtje in de vorm van één lange quote. Met een korte reeks testimonials, van verschillende personen, bestrijk je de belangrijkste invalshoeken. En als het om een lang proces gaat, of een proces met duidelijk te onderscheiden fases, kan het handig zijn te kiezen voor een reeks waarbij iedereen meerdere keren aan het woord komt.

Honderd procent realistisch, compleet verzonnen of iets daartussenin – alles kan. Maar pas op: fictie in testimonials komt snel onoprecht over. Als je een goeie interviewer/tekstschrijver inhuurt, krijg je met echte personen net zulke exemplarische verhalen. En vaak net wat verrassender dan als ze verzonnen zijn.

WIE VERTELT HET VERHAAL?

Relevante ervaringen van mensen die daadwerkelijk met het proces in kwestie van doen hebben, van meerdere kanten belicht, maken het de lezer gemakkelijk zich te identificeren met de geportretteerde(n). De lezer betrekt de ervaring op zichzelf: Hoe is dat voor mij? Dat had ik ook! Als dat soort gedachten bij iemand opkomen, ben je tot hem of haar doorgedrongen.

En er is een bonus. Als je belanghebbenden zelf aan het woord laat, trap jij niet in de valkuil het proces te rooskleurig voor te spiegelen en krijgen zij er een beter gevoel over:

  • Ze voelen zich gehoord – dat zijn ze ook;
  • Ze denken na over voor- en nadelen (door de vragen die gesteld worden);
  • En ze neigen ernaar positief tegenover het proces te staan, of in elk geval positiever dan ze eerst deden.

Dat laatste dragen ze uit in hun omgeving. De geportretteerden zorgen zo zelf voor mond-tot-mondreclame. Dus selecteer ze goed. Kies voor- én tegenstanders, maar laat nou eens niet de meest prominente personen aan het woord – die hebben al een gezicht – maar juist de wat gematigder linie daarachter. In mensen uit die groep herkennen veel meer lezers zich. Kortom, een testimonial spreekt voor zichzelf.

Vraag vrijblijvend (prijs)informatie op voor een reeksje testimonials. 

Posted in tekstproducten | Tagged , , | Leave a comment

PAKKEND PERSBERICHT

foto: Marco Raaphorst

foto: Marco Raaphorst

Hoe schrijf je een pakkend persbericht? Hoewel de meeste persberichten in de publieke sector eerst langs de afdeling communicatie gaan, is het wel handig als je zelf een eerste versie kunt schrijven. En als die een beetje goed is.

VORM: NIEUWSBERICHT OF PUNTSGEWIJS?

Er is de laatste tijd discussie over de gewenste vorm van een persbericht. De ‘traditionele school’ zegt: een persbericht moet kant-en-klaar over te nemen zijn. De ‘nieuwe school’ zegt: geef ons maar puntsgewijs de hoofdlijnen. Er is niet één goede en één slechte manier.

De traditionele variant houdt in dat het persbericht de vorm heeft van een nieuwsbericht, met daarbij, meestal onderaan, duidelijk gescheiden van het bericht de contactinformatie en evt. een agenda of andere technische details. Dat laatste staat vaak onder een streep en wordt voorafgegaan door een zin als: noot voor de pers, niet voor publicatie.

Maar media die nieuwsberichten plaatsen zijn in rap tempo diverser geworden. Vooral websites die zich op een jong publiek richten gebruiken een stijl en toon die behoorlijk afwijkt van die in het standaard persbericht. Daardoor moet een redacteur voor zo’n site elk traditioneel persbericht herschrijven. Logisch dus dat zo’n redacteur liever de hoofdpunten krijgt om er zelf snel een verhaal van te maken.

In de publieke sector voldoet het nieuwsbericht-model voor het overgrote deel van de afnemers. Richt je je niet primair op Geen stijl, hou dan het traditionele model aan.

INHOUD

Voor een aangenaam leesbaar persbericht volg je deze hoofdpunten.

A) Je verstuurt geen persbericht omdat je aandacht wilt. Je verstuurt een persbericht omdat iets nieuwswaardig is. Geen nieuws, geen persbericht. Verstuur je er teveel, dan kijkt een redactie al snel nog hooguit met een half oog naar jouw berichten.

B) Het belangrijkste schrijfadvies luidt: schrijf ‘oprolbaar’. Op-wát? Oprolbaar.

Stel je voor dat de tekst op een rol papier staat die je uitrolt terwijl je leest. Omdat veel mensen, zeker online, een tekst niet helemaal uitlezen, zet je het belangrijkste bovenaan. Hoe verder naar beneden, hoe onbelangrijker of specialistischer de informatie. De juiste indeling is: wat/wie/waar, waarom, hoe, details. In die volgorde. Dat ziet er zo uit:

inleiding (vetgedrukt)
Waar gaat het over? (inclusief de hoofdrolspeler(s) + hoofdlocatie)

overige alinea’s (steeds met tussenkopje)
Wat is de aanleiding?
Wat is de precieze invulling?
Wie zijn er verder bij betrokken (alle partners die je verplicht moet noemen) + andere details die bijvoorbeeld te technisch zijn om in de lopende tekst te vermelden. In de lopende tekst schrijf je dan ‘meer cijfers onderaan dit bericht’ o.i.d

contactgegevens
Je wilt je contactgegevens misschien niet voor jan en alleman in de krant zetten, maar als een journalist naar aanleiding van je bericht nog een vraag heeft, moet je wel direct bereikbaar zijn. Journalisten bellen liever dan dat ze mailen, omdat ze aan de telefoon direct het antwoord kunnen krijgen. Zet daarom je naam, doorkiesnummer, e-mailadres en evt. tijden waarop je bereikbaar bent onder het persbericht. Vermeld dat die informatie niet voor publicatie bedoeld is.

C) Een goed begin is het halve werk. Een krant krijgt heel veel persberichten. Dus grijp meteen de aandacht. Dat doe je zo:

  • Een nieuwsbericht, en dus ook een persbericht, begint nooit met een tijdsaanduiding. Anders zou namelijk de hele krant volstaan met berichten die beginnen met ‘Gisteravond is in Hilversum …’ of ‘Op 2 mei jongstleden …’. Bovendien is het een dodelijk saaie binnenkomer. Wie weleens stukjes redigeert, weet dat opvallend genoeg vrijwel iedereen juist wél met een tijdsbepaling begint. Hoe leuk een artikel verder ook is geschreven, je moet vrijwel altijd de beginzin redigeren.
  • Haal in je beginzin de hoofdrolspeler of het onderwerp naar voren. Je kunt die evt. vooraf laten gaan door een emotioneel geladen zinsnede. Bij een positief bericht zijn dat een paar opgewekte woorden, maar je kunt ook juist beginnen met een dramatisch feit, liefst direct gevolgd door de oplossing die de aanleiding is voor het persbericht. Zo’n opening maakt de zin en al snel het hele bericht veel actiever en daarmee aansprekender.

    Bijvoorbeeld: Onder luid gejuich opende Markies de Canteclaer gisteren de nieuwe Rommeldamse bibliotheek.
    Of: Met trots presenteerde burgemeester Dikkerdak op 2 mei zijn nieuwe beleid. Hij deed dit in de volgepakte raadszaal van het stadhuis.
    En als dat beleid een opvallende koerswijziging inhoudt, is dat een nog betere binnenkomer: Driekwart van de inwoners van Rommeldam heeft een uitkering. Burgemeester Dikkerdak gaat daar verandering in brengen. Hij presenteerde zijn nieuwe beleid … etc.
    Let erop dat als je het onderwerp vooraan plaatst, de zin wel actief moet blijven. Dus niet: De nieuwe bibliotheek werd gisteren geopend door…
    Maar wel: De nieuwe bibliotheek is een aanwinst voor Rommeldam. Markies de Canteclaer mocht het eerste boek lenen nadat hij het gebouw gisteren onder grote belangstelling opende.

 

Posted in tekstproducten | Tagged , | Leave a comment

HOE ZIT EEN GOEIE CAMPAGNE IN ELKAAR?

STAP 1: EEN ORIGINEEL CAMPAGNE-IDEE

Actieve winkelier cc Jos van Zetten

Actieve winkelier
cc Jos van Zetten

Ik stelde eens een gemeentecampagne voor. Op verschillende posters zou steeds één portret komen van iemand die in de wijk actief was. Een ondernemer, een wijkagente, een buurtvader … En dan daarboven ‘Bedankt, Willem’ of ‘Bedankt, Sudha’.

Met een tweede posterronde zou de gemeente daarna ‘iedereen die zich inzet voor de buurt’ bedanken. In de wijknieuwsbrief en via diverse online-kanalen zou aandacht komen voor wat de eerder genoemde mensen voor de buurt hadden betekend. Maar de meeste mensen in de wijk wisten dat al. Het ging erom te laten zien dat kleine initiatieven worden gewaardeerd: de winkelier die wekelijks het pleintje schoonveegt, de vader die de voetbalkooi vrijwillig beheert, de wijkagente die betere verlichting regelde.

De campagne werd afgeschoten. Waarom? Hou je vast … Als Willem werd bedankt, zou Erik beledigd zijn dat híj niet werd bedankt. Zelfs toen ik voorstelde de portretten achterwege te laten, dus alleen de tekst ‘bedankt, Willem’ (en andere namen) te gebruiken, bleef deze angst.

Mijn opdrachtgevers begrepen niet dat Willem symbool stond voor álle ondernemers uit de straat. En die ene wijkagente voor álle wijkagenten. En ze dachten dat de wijkbewoners dat ook niet zouden begrijpen. Dat het vervolg van de campagne dat duidelijk zou maken, doordat daarin iedereen die zich inzette voor de buurt bedankt werd, dat negeerden ze. (Dat laatste is deel van de ‘ervaringscurve’, zie de lijst hieronder.)

Iemand opperde zelfs om een lijst online te zetten met alle namen van ondernemers uit de wijk. En daarboven ‘De gemeente bedankt: … ‘ Alsof daar ook maar iemand trots of blij van zou worden. Je hóeft niet volledig te zijn – liever niet zelfs. Dat doet af aan de kracht van de boodschap. Daarover schreef ik al eerder.

Maar nee, liever niemand trots dan één iemand verongelijkt die de campagne niet zou begrijpen, zo redeneerde mijn opdrachtgever.

STAP 2: CAMPAGNEVOORSTEL MET WEDSTRIJD

Ik veranderde het campagnevoorstel. Ik voegde een wedstrijdelement toe. Buurtgenoten zouden in winkels kunnen stemmen op hun favoriete wijkactieveling. Dat zouden dan om praktische redenen alleen nog ondernemers zijn. De winnaars zouden prijzen winnen tot algemeen nut van de buurt: een defibrillator, een brandblusser, een nuttige cursus, dat werk.

Ditmaal was de angst ‘dat er dan ook stemmen van buitenaf zouden komen, wat niet eerlijk zou zijn’. Alsof dat erg zou zijn. Alsof het uitmaakte wíe van de actievelingen een prijs zou winnen. En door welke stemmen.

Daarna kwamen er zorgen over of we dan niet met een notaris moesten werken en hoe we dat allemaal in goed banen moesten leiden …

Weg campagne, ging niet door. Omdat we niet iedereen evenveel aandacht konden geven. Je kúnt ook helemaal niet iedereen evenveel aandacht geven. Maar dat geeft niet als je wél iedereen iets kunt bieden.

Jammer dat het zo liep, want die buurt zou nuttige prijzen krijgen. Iedereen blij – dat hadden we van tevoren onderzocht: we hadden een klankbord samengesteld uit de wijk en vroegen de leden wat voor hen belangrijk was. We legden ze onze ideeën in grote lijnen voor. Ze waren enthousiast.

CHECKLIST VOOR ELKE CAMPAGNE

Wat zowel uitvoerder als opdrachtgever kan helpen, is een goeie checklist. Dit zijn de punten waaraan een goede campagne in elk geval moet voldoen:

  • Van een goeie campagne krijgen mensen een goed gevoel: blijdschap, verbondenheid, desnoods nostalgie. Een positieve associatie is noodzakelijk.
  • Stel eerst een duidelijk doel vast. (In ons voorbeeld was dat tweeledig: de actievelingen in de wijk hun verdiende waardering geven + de buurtbewoners duidelijk maken dat ondernemers zich inzetten voor de wijk, om zo bewoners en ondernemers dichter bij elkaar te brengen.)
  • Nu selecteer je je doelgroep (in ons geval: wijkbewoners + -ondernemers).
  • Onderzoek dan wie waarvan blij wordt. Dat heet de probleem- of marktanalyse. Selecteer een representatieve groep mensen. Vraag eerst naar hun ideeën om het doel te bereiken voordat je je eigen ideeën voorlegt.
  • Je doet een belofte (iets voordeligs voor de doelgroep) waar de doelgroep in kan geloven en die je ook waarmaakt. (In ons voorbeeld: meer waardering en, in de wedstrijdvariant, prijzen.)
  • Je laat zien dat je je doelgroep kent: je begrijpt de motivatie van je doelgroep, je gebruikt de juiste mediakanalen, taal, beelden en associaties.
  • Wees onderscheidend.
  • Kies een pakkende slogan (Bedankt, Willem). Het werkt goed als mensen hem zelf kunnen overnemen. Hem als grapje gaan gebruiken in het dagelijks verkeer.
  • De afzender moet door de hele campagne heen herkenbaar zijn. (In ons voorbeeld: ook de posters waarop de bedoeling nog een verrassing is, zijn in de huisstijl.)
  • Zowel idee als uitvoering moeten goed zijn: origineel, met mooie foto’s en de juiste mediamix.
  • Een campagne heeft een zogenaamde ‘ervaringscurve‘: een campagne loopt enige tijd, waarin de doelgroep de juiste beleving krijgt. (Dat was de bedoeling met de tweetrapsraket in ons voorbeeld.)

Laat het me weten als je hiermee aan de slag gaat. Ik geef graag verder advies.

Naschrift: De gebruikte foto is niet de originele poster en niet één van de winkeliers die we destijds wilden bedanken. Het is wél een actieve winkelier, trouwens, dus hopelijk is hij weleens goed bedankt voor z’n inzet.

 

Posted in beeld, tekstproducten | Tagged , , , , , , | Leave a comment

DE TOESPRAAK – nieuwjaar

‘Speech, speech, speech’, klinkt het op menig feest, maar op de nieuwjaarstoespraak op kantoor zitten maar weinig mensen te wachten.

foto bord: free speech area

Free speech area
cc Luke Gattuso

Hoe maak je van een verplicht nummer een inspirerend verhaal?

Deze en komende week zitten nog vol nieuwjaarsbijeenkomsten waar je kunt oefenen.

VORM

Een toespraak in de vorm van een lied, een gedicht, een pantomimevoorstelling – vooral doen als je daar ongelooooofelijk goed in bent. Laat bijzondere vormen anders links liggen, want inspirerend wordt je toespraak er dan niet van. Een mooie metafoor werkt wel, maar neem dan niet de standaard bergwandeling.

Wat absoluut inspirerend kan zijn, is om een (korte) toespraak te houden als dat helemaal geen verplicht nummer voor je ís. Iedereen verwacht een toespraak van de afdelingsbaas, maar het kan veel beter werken als je je als teamleider tot je team richt – hoe klein het team ook is. Ook als projectleider kun je iets zinnigs te melden hebben. En waarom zou je überhaupt leidinggevende moeten zijn voor een inspirerend verhaal? Hoe kleiner je rol, hoe overtuigender je verhaal moet zijn, dat wel. Test het van tevoren op iemand die durft te zeggen wat hij of zij ervan vindt.

INHOUD

Voor alle toespraken geldt: hou de verplichte kost zo kort mogelijk. Wens iedereen een prachtig jaar en spendeer niet meer dan één of twee zinnen aan de hoogtepunten van vorig jaar. Been there, done that – dat was vorig jaar inspirerend. Je kunt natuurlijk een wijze les hebben geleerd uit iets dat al voorbij is. Als anderen die les nog niet geleerd hebben, kun je hem ter inspiratie gebruiken. In dat geval wijd je er misschien wel drie zinnen aan. Maar betrek hem dan heel concreet op wat er dit jaar komen gaat.

Trap nooit in het cliché een les te gebruiken van iemand anders – van welk lichtend voorbeeld dan ook. Clichés inspireren niet. Laat de hele categorie ‘Oosterse (of andere exotische) wijsheden ter inspiratie op de werkvloer’ dus links liggen.

Waar je in je toespraak dieper op ingaat, is wat er te doen staat. Of dat nou leuk is of niet. Dáár draait het dit jaar om. Het leven zit vol ups en downs. Die met elkaar beleven en doorstaan, maakt het waardevol om een team te zijn. Maar dat betekent niet dat het altijd leuk is.

GLIBBERGLAD OF BEETGAAR

Zie je toespraak als een etentje dat je geeft. Spoel het standaard romige sausje voor over alle negatieve punten door de gootsteen. Maak van je speech geen kindermenu, maar stevige kost, die best pittig mag zijn. Met een mooie balans van texturen: je mag heus wel een puré serveren, maar alleen als ‘ie niet te glad is en er ook iets naast ligt om goed op te kauwen.
De ingrediënten van dat nietszeggende sausje dat niemand kan bekoren, zijn:

  • Teveel suiker en te weinig azijn. We hebben al genoeg oliebollen op. Doe nu maar een frisse salade.
  • De woordcombinatie ‘Ja …, maar’ als in: ‘Ja, we moeten inkrimpen, maar we gaan ook een heleboel mooie dingen doen dit jaar, zoals …’
  • Het woord ‘uitdaging’. We hebben tegenwoordig gewoon weer zo af en toe een probleem, waar we iets mee moeten of ronduit een rotklus. Die kunnen we aan.

Hoewel het gemeengoed is geworden, is het verre van inspirerend om aan alles wat negatief is een positieve draai te geven. Het kan inspirerend zijn om, als iedereen alleen maar inziet hoe negatief iets is, als enige óók het positieve in te zien en dat dan ook te benoemen. Iets wat anderen niet zagen, maar wat er wel ís. Maar de trend om het negatieve te negeren en te doen alsof alles leuk en goed of op z’n minst uitdagend is, spreekt vooral leidinggevenden aan. En wat jij met je speech wilt, is werknemers aanspreken. Dus zet af die roze bril, zeg waar het op staat en word concreet: dit zijn de zaken die dit jaar heel moeilijk gaan worden; dit is hoe ik denk dat we ze het hoofd kunnen bieden; dit is wat er mis kan gaan, maar dit is wat we hopen te bereiken. Als dat een goede aanpak is met een reëel doel, kan dat een inspirerend verhaal worden. En dan natuurlijk: dit zijn de zaken waar we nu al naar uitzien – want ook die zijn er. En daar heffen we het glas op.

Maak er een toespraak van die werknemers en collega’s nog lang bijblijft.
En nu we het er toch over hebben, maak er een jaar van dat jou nog lang bijblijft.

Ps. Nog een leuke uit eigen ervaring: het afdelingshoofd dat zich iets te weinig op de werkvloer begaf. Nee, je hoeft niet te weten hoe de freelancer heet die al een jaar lang drie dagen per week op je afdeling zit. Maar je zet zowel jezelf als die freelancer te kijk als je wacht tot het moment suprême of de naam je niet toch te binnen schiet. Als je een speech hebt voorbereid waarin je iedereen een-voor-een noemt, en je komt je kamer uit en er staren je een paar gezichten aan waarbij je geen naam weet, trek dan nog even met een smoes de teamleider je kamer binnen voor je begint. Dat komt het geheel toch ten goede.

Posted in tekstproducten, uitgesproken | Tagged , , , | Leave a comment

AUTEURSRECHT – mag ik die foto gebruiken?

Een geanonimiseerde, waargetweette tweet over auteursrecht:

Beste gemeente, hoe komt mijn foto nou op jullie poster, verknipt, in slechte kwaliteit en zonder toestemming, bronvermelding of vergoeding?!? Dat kan echt niet!

Die tweet heeft ongetwijfeld iemand een vloek ontlokt.

Portretrecht: 'no pictures please'

Portretrecht: no pictures please

Is het eenmaal zover, dan is het voer voor de afdeling Communicatie. Maar publiekecommunicatie.nl is er juist voor alle ándere medewerkers van
(semi-)publieke instanties. Wat kun jij nou zelf doen om zoiets te voorkomen? De keuzetrap in de casus hieronder helpt je.

Maar eerst twee basisregels bij het maken van communicatie-uitingen:

  1. Denk aan het auteursrecht, waaronder beeldrecht en portretrecht.
  2. Vermeld de maker. Niet alleen als dat geëist wordt – het is sowieso netjes.

We houden het hier voor het gemak even bij het gebruik van foto’s.

WIE VRAAG JE TOESTEMMING?

Op wikipedia staat een auteursrechtelijke eye-opener: de architect van de Erasmusbrug staat niet toe dat foto’s van de brug in reclame-uitingen gebruikt worden. Beeldrecht ligt dus niet alleen bij een fotograaf! Als je bijvoorbeeld een markant gebouw als hoofdonderwerp van een foto neemt (i.t.t. als achtergrond), moet je de architect om toestemming vragen. Veel partijen hebben zelf persfoto’s die je kunt opvragen.

In publieke communicatie wordt vaak straatbeeld gebruikt. Toevallig gefotografeerden kunnen geen bezwaar aantekenen als ze niet benadeeld worden. Maar hou het portretrecht in je achterhoofd, zeker als er minderjarigen of zichtbaar religieuze mensen op een foto staan of als de foto bij een negatief of beladen onderwerp gebruikt wordt. Voor een flyer over veranderingen in de zorg, kun je bij een paragraaf over incontinentie of dementie niet ongevraagd het hoofd van een oude van dagen gebruiken.

CASUS: FOTO VOOR NIEUWSBRIEF

Stel, je hebt toegezegd een stukje voor de nieuwsbrief aan te leveren over één van je projecten: een pas opgeleverd park. En oh ja, of je er ook een foto bij kunt leveren. Je vindt zo snel geen bruikbare foto tussen je eigen documenten, dus je zoekt verder. Hoe doe je dat zonder iemands auteursrecht te schenden? Loop even mee de keuzetrap af:

a) je kiest iets uit de interne beeldbank (als het goed is, zijn de foto’s daarin rechtenvrij, soms op voorwaarde dat je de fotograaf vermeldt)
of
b) je zoekt extern.

In dat laatste geval heb je weer 2 opties:

  1. Je kunt een foto laten maken of er één aankopen. Dan heb je vanzelf contact met de fotograaf of verkoper (Hollandse Hoogte bijvoorbeeld). Je moet meestal doorgeven waarvoor je de foto gaat gebruiken en krijgt dan te horen of dat mag.
  2. Je kunt op zoek gaan naar gratis materiaal: a) online of b) via via, bijvoorbeeld via het voor de opening ingehuurde evenementenbureau.

Onder optie 2 (a en b) wordt het lastiger. Je moet zelf op beeldrecht en portretrecht letten.

2a) Stel, je wilt een ‘voor-en-na’ maken. Je googlet en vindt een mooie oude foto van het gebied. Misschien kan de nieuwsbriefvormgever wel even die lelijke uitstoot boven de fabriek op de achtergrond wegwerken. Maar let op, ook als er geen © bij (of watermerk over) een foto staat, heeft de maker wel de rechten. Ga altijd na waarvoor je de foto mag gebruiken en of je hem mag (laten) bewerken. Soms staat er een Creative Commons-licentie bij: als je je aan die voorwaarden houdt respecteer je het auteursrecht.

Vaak staat dezelfde foto op veel plekken online. Dan kan ‘ie rechtenvrij zijn, maar daar kun je niet van uitgaan. Beeld op Wikipedia is wel rechtenvrij. In andere gevallen: probeer het origineel te vinden. Kun je de maker niet vinden of bereiken, dan heb je dus geen toestemming. Als je alle tijd van de wereld hebt, kun je archieven uitpluizen en is er een stichting die de rechten kan regelen. Maar je hebt niet alle tijd van de wereld. Hoe jammer ook, ga op zoek naar ander beeld. Misschien moet je je idee daarvoor omgooien.

2b) In het voorbeeld van de tweet over de poster, werd de foto via via geregeld. Dat leidde tot een misverstand. Degene die de poster heeft gemaakt, heeft het beeld niet zelf ‘gejat’. De verantwoordelijk ambtenaar heeft met de beste bedoelingen, in (te) goed vertrouwen gewerkt. In een informeel belletje naar de organisator van het evenement in kwestie heeft hij of zij netjes om beeldmateriaal gevraagd, ervan uitgaande dat het goed zat met het beeldrecht. Mis. Vraag dus altijd expliciet of er toestemming is. Antwoorden als ‘dat denk ik wel’, voldoen niet.

Wie van de partijen in deze kwestie het beeld ook nog eens naar eigen inzicht heeft bewerkt, vertelt het verhaal niet. Ook daarvoor is toestemming nodig.

AUTEURSRECHT SCHENDEN = IMAGO SCHADEN

Op de poster waarover de tweet ging en op onze fictieve nieuwsbrief prijkt het gemeentelogo. En zelfs al kun je de schade verhalen op één van de andere partijen, in de ogen van de rest van de wereld heeft ‘de gemeente’ weer iets verkeerd gedaan.

p.s. Ja, ik heb de auteur gevraagd of ik zijn tweet voor dit stukje mocht gebruiken. Dat mocht alleen geanonimiseerd. Dus helaas zonder de gewraakte foto.

Posted in beeld | Tagged , , , , , , | Leave a comment

FLYER

In de publieke communicatie wordt ‘ie veel gebruikt: de flyer. Handig dingetje: goedkoop, doelgroepgericht te verspreiden. Maar wat zet je erop? Je kunt er meer op kwijt dan in een tweet of op een poster, maar toch nooit zoveel als je had gewild. Ken je dat?

Dan wil je er teveel op.

Kijk eens naar deze flyer:

flyer flexplekken Utrecht – voor- en achterkant

Ik analyseer hem even voor je: te vol.

Zo kwam hij tot stand: 10 flexwerkplekken besloten zich gezamenlijk te profileren. Ze wilden allemaal duidelijk op de flyer komen, dus leverden ze stuk voor stuk een tekst aan van zo’n drie A4′tjes. Zucht.

In dit geval was er één hoofdvraag: wat bepaalt de keuze van de zzp’er die op zo’n plek wil werken? Het antwoord: waar de plek is + hoe de plek eruitziet / sfeer. Het verschil in faciliteiten is zo klein, dat zal niet doorslaggevend zijn.

De flyer had dus niet veel nodig gehad. Voorop een plattegrondje van de stad met van die googlemaps-druppeltjes met een letter erin. Langs de randen een fotootje van elke plek met daarbij de corresponderende letter. Logo’s en contactgegevens achterop, misschien met steeds een kopje waaruit de unique selling point (USP) van de flexplekaanbieder bleek. Hoe dan ook, geen hele verhalen bij elke werkplek.

Maar helaas, opdrachtgevers (in- of extern) willen altijd méér op een flyer. In dit geval wilden tien opdrachtgevers meer. 10 x meer = veel te veel. En de autoriteit van één tekstschrijver woog niet op tegen die van tien opdrachtgevers.

Resultaat: een slechte flyer. Zonde van het geld.

HOE MAAK IK EEN GOEIE FLYER?

Dit was maar één voorbeeld. De flyer die jij wilt laten maken is weer heel anders. Wat moet daar nou wel en niet op? Hoe stel je de juiste vragen?

Met deze 6 stappen kom je een heel eind:

  1. RICHT JE OP DE DOELGROEP

a) Bepaal eerst je doelgroep en omschrijf die nauwkeurig.
Zoom in. Kies als doelgroep niet ‘alle bewoners’, maar ‘gezinnen’, ‘huiseigenaren’ of ‘studenten’. Niet ‘alle ondernemers’, maar ‘actieve ondernemers’ of juist ‘de moeilijk bereikbare ondernemers’, ‘de zzp’er’, ‘de kleine winkelier’ of juist ‘bedrijven met veel werknemers’.

Spits dan nog weer toe: is je lezer de bedrijfsleider, of (ook) de werknemer? Is de zzp’er al jaren gevestigd, of een starter? Bij punt 2 lees je waarom het niet erg is je doelgroep zo af te bakenen.

b) Leef je in.
Waarvoor loopt jouw doelgroep warm en waarvoor niet? Welke taal gebruik je en hoeveel? Welk beeld past erbij? Let op: taal en beeld moet niet alleen bij je doelgroep maar ook bij jezelf passen. Ook als je je flyer wilt uitdelen aan hangjongeren, om ze op het buurthuis te wijzen, communiceer je als gemeente natuurlijk niet in straattaal. Als je lezer het niet gelooft, ben je ‘m kwijt.

  1. ZOOM IN: KIES JE KRACHTIGSTE SYMBOOL

Neem onze voorbeeldflyer: voor Trainspot is hun boot een absolute USP. En hebben ze ergens een boot als trainingslokaal, dan is het ongetwijfeld verder ook een originele plek. Door dat symbool te benadrukken, trek je mensen die daarvan houden. Maar let op: niet uitsluitend! In hun kielzog volgen vanzelf de mensen die graag willen zijn zoals de mensen die van originele plekken houden. Dus wees niet bang een kleine directe doelgroep te kiezen.

Nu de concrete uitwerking:

  1. TEKST: MINDER IS MEER

Je weet wat je biedt en je hebt bedacht wat daarvoor symbool staat en wat je doelgroep aanspreekt. Definieer nu je hoofdboodschap. Vat die in weinig woorden, met de doelgroep in je achterhoofd en een hoofdrol voor je krachtigste symbool. Een goeie kop met 1 of 2 zinnen toelichting is meestal genoeg.

Je noemt dus niet alles wat je biedt, alleen wat éigen is. Je hoeft niet te vermelden dat je op een flexwerkplek ook koffie kunt drinken; er bestáán niet eens flexwerkplekken waar dat niet kan. Over de koffie begin je alleen als elke flexwerker een persoonlijke barista krijgt toegewezen.

  1. VERMELD WEL HET BROODNODIGE

Vergeet geen dingen als datum, locatie en directe contactgegevens te vermelden. Minimalisme is mooi, maar maak het mensen niet onnodig lastig. Zorg ervoor dat ze een evenement gelijk in hun agenda zetten en dat ze direct kunnen mailen of bellen als dat handig is. Moeten ze sowieso naar een website, bijvoorbeeld omdat aanmelden alleen online kan, dan kun je een telefoonnummer achterwege laten.

  1. GEBRUIK EEN PAKKEND BEELD

Bij een dubbelzijdige flyer, komt voor- én achterop een pakkend beeld. Je weet nooit welke kant de lezer eerst ziet. Laat het beeld aansluiten bij het krachtige symbool dat je hebt gekozen. Dat kan letterlijk, maar denk ook even iets verder. (Meer over beeldkeuze binnenkort op publiekecommunicatie.nl)

  1. HOU JE AAN DE HUISSTIJL

De huisstijl is er niet om jou te pesten. De huisstijl dient niet jouw directe belang, maar dat van de hele organisatie. Jouw communicatie-uiting is niet belangrijker dan de overkoepelende uitstraling. Sterker nog: jouw uiting moet daaraan bijdragen. Vind je de overkoepelende uitstraling suf? Scherp hem dan aan. Dat kan altijd binnen de gegeven kaders. Een uitdaging, maar wel een leuke uitdaging!

E-mailnotificatie ontvangen bij een nieuwe blog post? Stuur een mailtje met ‘ja’ in het onderwerp.

Posted in tekstproducten | Leave a comment

SOCIAL MEDIA VOOR OVERHEDEN

SOCIAL MEDIA: SOMS BEST LASTIG

Er was eens een districtschef van politie die op social media niet te formeel wilde doen.twittervogel snoert zichzelf de mond Ze kreeg een melding dat er twee doden waren gevallen en ze kende de wijk waarin dat was gebeurd. Een moeilijke wijk. Zo moeilijk dat ze (als privé-persoon) twitterde dat er wel weer ruzie zou zijn geweest, dit keer met fatale afloop. Maar toen bleek de doodsoorzaak koolmonoxide-vergiftiging. En heel Nederland viel over haar heen.

Dat is één van de lastigheden van social media.

Als wie twitter je? Persoonlijk, vanuit je functie, vanuit een project, als afdeling? Het kan allemaal. Maar vergeet niet dat volgers jouw tweets ook (of helemaal) aan de overkoepelende organisatie relateren. En als je je persoonlijk nogal met de organisatie waarvoor je werkt vereenzelvigt, geldt dat in 4 van de 4 voorbeelden. Die districtschef van hierboven twitterde als Gerda (onder een alias), maar werd er als districtschef op afgerekend.

Stel, Gerda wil het beter aanpakken. Ze maakt gescheiden accounts aan: één voor privé en één als districtschef. Op die laatste uit ze zich alleen nog diplomatiek. En op haar privé-account komen alleen nog vakantiekiekjes en berichtjes over de hond en de buurtbbq. Dat heeft ze goed opgelost!

Toch?

ROOMSER DAN DE PAUS?

Je kunt je zaken nog zo netjes scheiden, anderen kunnen je updates delen en/of erbij vermelden dat je ambtenaar bent, of politieagent. Hou daar rekening mee bij je woordkeuze en bij de onderwerpen die je kiest.

En wat als Gerda zich bijvoorbeeld een beetje misdraagt op de buurtbbq? Niets illegaals, maar toch. Een jolige buurman maakt een foto van Gerda en zet ‘m online met het bijschrift: ‘Gaat ‘ie lekker, mevrouw de districtschef? #politie #ladderzat.’

Advocaten riepen altijd al: ik mag niet door rood rijden. Net als politici, zijn zij altijd al gewend dat ze roomser dan de Paus moeten zijn. Maar de kring van mensen die op hun tellen moeten passen is enorm uitgebreid sinds er social media bestaan. Met een functie in het publieke domein moet je meer dan ooit bewust zijn van je gedrag in het openbaar.

Nu we het toch over gedrag hebben, heeft jouw organisatie eigenlijk een gedragscode voor social media? Zoek dat eens uit op verschillende niveaus: is er een code voor jouw afdeling, of voor de hele dienst? Er zijn in elk geval (heel basale) uitgangspunten voor Rijksambtenaren en sommige ministeries hebben hun eigen regels.

ZO MOET HET NIET

Algemeen geldt dat je geen dingen deelt, die negatief kunnen uitpakken voor de organisatie. Je bent een ambassadeur van je organisatie, dus wees diplomatiek. Je hoeft het echt niet zo bont te maken als de Spaanse politieagent die desgevraagd adviseerde hoe je joints het beste de grens over kan brengen voordat je ophef krijgt. Als je nietsvermoedend een vakantiefoto op facebook zet, krijg je gelijk het verwijt dat de gemeente juist folders had verspreid met anti-inbraaktips waarin staat dat je niet op social media moet zetten dat je weg bent.

Geen ramp, wel een slechte beurt.

Is er ook een positieve kant? Jazeker!

ZO MOET HET WEL

Ook jij kunt social media in je voordeel inzetten.

Een paar tips:

1) Je gedrag op social media moet bij je passen. Ben jij een netwerker pur sang? Denk je bij elke vraag die zich aandient: ‘Wie zou daarbij kunnen helpen?’ dan is het logisch dat je ook actief bent op social media. En wel op dezelfde manier: zet vragen uit, zoek contacten en breng anderen met elkaar in contact.

Maar schrijf jij het liefst zelfstandig adviezen of rapporten? Probeer dan niet ineens in een twitterkoning te veranderen. Ook niet als je leidinggevende vindt dat iedereen minstens 1 post per week moet doen. En als leidinggevende: forceer niemand. Gebruik van social media is effectief als het authentiek is, maar contra-productief als het dat niet is.

2) Het belangrijkste advies: reageer. Veel mensen, zeker in het publieke domein, hebben in hun werk de neiging vooral informatie te sturen. Lezen wat anderen doen of vinden, lijkt lang niet zo productief. Maar dat is het wel! Behalve actief twitteren en linken op LinkedIn (wat de meesten inmiddels wel doen), werkt het goed om anderen te volgen en te liken. Sterker, veel van je eigen boodschappen zouden reacties moeten zijn op wat anderen online zeggen.

Zet wat je wilt zeggen niet (alleen) op je eigen pagina, maar bed het in in de actualiteit. Hoe? Zoek voor elke boodschap die je wilt uitzenden een bericht van tenminste één volger waar jouw boodschap een antwoord of aanvulling op kan zijn. Zo dwing je jezelf na te denken over de context van wat je doet of zegt → daardoor plaats je relevantere berichten en gebruik je concretere bewoordingen → daardoor wordt je aandachtiger gelezen en wordt jouw boodschap vaker gedeeld. Het slaat namelijk ergens op wat je zegt.

3) Bespreek geregeld wat collega’s wel en niet doen. Stuiten ze op dilemma’s, zijn ze terughoudend, of juist enorm actief? Leer van elkaar. Deel om te beginnen dit blog eens met ze.

PRAKTIJKCIJFERS

Hoe stond het er in november 2014 voor in de gemeentelijke twitterdienst?

gemeente

volgers

volgt zelf

Rotterdam

ruim 18 duizend

bijna 7.200 twitteraars

Utrecht (kleinste van deze 3)

bijna 21 duizend

700 twitteraars

Amsterdam

43,5 duizend

78 twitteraars!

Gaat het om aantallen of om kwaliteit, kun je je afvragen. En is het algemene gemeentelijke account wel van belang? Misschien hebben individuele Amsterdamse ambtenaren wel een perfect-opgebouwd netwerk van volgers en gevolgden. Of misschien is Amsterdam juist weer heel actief op Facebook. Maar hoe je het ook wendt of keert: Amsterdam heeft heus wel meer dan 78 inwoners en andere actievelingen binnen zijn grenzen die nuttig zijn voor de gemeente om te volgen op Twitter.

CO = SAMEN

Zoals ik al zei, laat het niet bij volgen. Zoek contact, haak in op dialogen.

Een ergernis van veel taalliefhebbers is de (als ambtelijk bekendstaande) uitdrukking ‘communiceren naar … toe’. Hieruit spreekt die gehate neiging tot eenrichtingsverkeer. Het is wel ‘berichten aan’ of ‘vertellen aan’, maar het is ‘communiceren mét’. Het gaat om het uitwisselen van informatie. Co- of com- betekent ‘samen’, net als in ‘communis’ (gemeente), waar het ook vandaan komt.

En dat is het hele eiereneten. Ze heten niet voor niets social media. Communiceren doe je samen! Read More »

Posted in Social media | Tagged , , , , | 2 Responses